Recensie | Mijn meningen zijn feiten
Een titel van een boek over een politicus is zelden zo goed gekozen. In Mijn meningen zijn feiten schetsen journalisten Harm Ede Botje en Mischa Cohen een ontluisterend portret van de wording van het fenomeen Thierry Baudet, oprichter van Forum voor Democratie (FvD). Botje en Cohen spraken met familieleden, leraren, medestudenten, vrienden en vriendinnen, voor- en tegenstanders van Baudet.
Ze bekeken de tv-uitzendingen waarin Baudet verscheen en ploegden zich door de vele columns, opinieartikelen en boeken die de politicus in wording gedurende zijn leven publiceerde. Afgelopen zaterdag publiceerden dezelfde auteurs in het Parool een achtergrondartikel over Freek Jansen, de voorzitter van de FvD-jongerenafdeling. Het werk van Botje en Cohen leverde niet alleen een spraakmakend beeld op van Baudet, maar was ook het begin van de storm binnen Forum voor Democratie die zorgde voor het aftreden (en het zich weer kandideren?) van Baudet als lijsttrekker.
De rode draad in Mijn meningen zijn feiten is Baudets zoektocht naar worteling. Thierry is een gevoelige jongen die lastig aardt op school en aan het begin van zijn studententijd. Dat verandert wanneer hij zijn huis vindt in ‘het Leidse gangetje.’ Op het halletje van Universiteit Leiden vindt Baudet zijn plek onder de vleugels van rechtsfilosofen Paul Cliteur en Andreas Kinneging. Hij wordt lid van de Edward Burke Stichting en raakt steeds verder ondergedompeld in conservatieve kringen. Zo logeert hij bij de conservatieve filosoof Roger Scruton in Engeland en organiseert hij een boekenclub die steeds conservatiever wordt.
Wanneer Baudet zijn proefschrift De Aanval op de Natiestaat moet verdedigen wordt het al duidelijk dat de stijl van de jonge promovendus provocerend is. Een week voor de verdediging van zijn proefschrift doet hij in een column het promotieritueel af als een academisch verkleedpartij. Als de promotiecommissie vragen mag stellen tijdens de plechtigheid, vraagt Kinneging hem of er naar Baudets mening een verschil bestaat tussen de journalistiek en de wetenschap. ‘Nee,’ antwoordt Baudet bot, ‘volgende vraag.’ Toch lijkt iedereen met wie de auteurs spraken Baudet aanvankelijk een leuke, originele jongen met creatieve ideeën te hebben gevonden. Zo ontstaat het beeld van een rijzende ster die niemand aan zich voorbij wilde laten gaan. Baudet durft dingen te zeggen die andere mensen niet zeggen. Maar tegelijkertijd wordt het ook al snel duidelijk dat hij het niet zo nauw met de waarheid neemt. Zo publiceert hij geregeld onwaarheden. Zo ontstaat langzaam maar zeker ook het beeld van een typische charlatan. Met de wetenschap neemt hij niet te nauw, feiten verliezen het van beeldvorming en een grote mond en als romanschrijver flopt Baudet door zijn gebrek aan inlevingsvermogen. Maar wat Mijn meningen zijn feiten vooral laat zien is hoe een vlotte jongeman met radicale ideeën door intellectueel Nederland de hand boven het hoofd wordt gehouden.
Botje en Cohen hebben geprobeerd contact op te nemen met Baudet, maar die stond niet open voor commentaar. De auteurs zijn duidelijk geen fans van de politicus, maar baseren hun boek wel op feiten, interviews en Baudets eigen publicaties. Eigenlijk lopen ze al op de feiten vooruit als ze constateren dat Baudet steeds hogere verwachtingen schept waar hij niet aan kan voldoen. De charmante student vol bravoure wordt langzaam een politicus vol slappe praatjes. Aan het eind van het boek stellen de auteurs zich (terecht) de vraag hoelang het nog gaat duren voor Baudet de Kamer verlaat. Maar waar het boek bij uitstek in slaagt is een antwoord te geven op de vraag hoe iemand als Baudet een fenomeen kon worden in het nuchtere Nederland.
Kinha de Almeida Guimarães is onderzoeksstagiaire bij de Public Affairs Academie en Van Oort & Van Oort